• De eerste barakken aan het Conradkanaal bij Rouveen werden eind jaren twintig van de vorige eeuw gebouwd. Ze stonden aan de westzijde van het kanaal. In 1940 verplaatste men de barakken naar de oostzijde. In dit kamp kregen werklozen onderdak, die werden ingezet bij ruilverkavelingwerkzaamheden.

    Kok/beheerder Lonee was sinds 1941 werkzaam in Conrad. Werkkampen waren hem niet vreemd, hij had al ervaring opgedaan in kampen in Rotterdam en Steenwijk.
    Conrad stond een eind buiten de bebouwde kom van Staphorst, vlak achter de oude Rijksweg. Het kamp bestond uit vier woonbarakken, elk met acht kamers met zes slaapplaatsen, een barak met daarin de beheerderswoning, kantoor en keuken. Verder een kantine, enkele toiletten, een magazijn en waslokalen.
    In de keuken stonden drie kolossale kookpotten van ongeveer 1,5 meter doorsnee. De kok/beheerder had hulp van een kok en huishoudelijke hulp uit Staphorst. In de kantine -met toneel- konden de mannen biljarten.

    In januari 1942 arriveerde de eerste joodse dwangarbeiders in kamp Conrad. De grootste groep arriveerde in april 1942 in het kamp. De meeste van hen kwamen uit Amsterdam, maar ook uit de directe omgeving werden mannen naar Conrad gestuurd. Manuel Roos, vertegenwoordiger, kwam uit Staphorst. Uit het naburige Zwartsluis kwamen rijwielhersteller Salomon Brest en de broers Jacob en Wolf Aronius, beiden manufacturier. Wolf Aronius was de leider van de joodse gemeenschap in Zwartsluis. In de maanden dat zij Conrad verbleven, hielden zij contact met de mensen uit hun dorp. Af en toe kwam er een slager uit Zwartsluit aangefietst en bracht hen worsten.

    Loekie Halverstad uit de Amsterdamse Diamantbuurt schreef op 10 mei 1942 een brief aan zijn vriend Jan Tak: 'Je zult wel denken, die Loekie laat ook niets van zich horen. Maar hier ben ik dan. Dat zit zo. Veel tijd voor onszelf hebben we niet. Ik zal je hier de dagindeling even voorschrijven. Om 5 uur 's morgens opstaan. In de kou. Om 7 uur moeten we op het werk zijn. Dan werken we tot 9 uur. Dat werken bestaat uit zand laden op kiepkarretjes. Die karretjes een paar honderd meter verder rijden en daar weer lossen. En dan terug. We moeten nl. een weg aanleggen. Om 9 uur hebben we een kwartier schaften. Dan gaan we weer door in een ruk tot 12 uur.
    Om kwart voor een begint het spul weer tot 3 uur en van kwart over drie tot kwart voor 5. Dan gaan we naar het kamp. Ik heb nu mijn fiets hier, dus ik ben om ongeveer 5 uur thuis. Dan ga ik me wassen en verkleden. Ik loop in het kamp altijd in korte broek. Dat vind ik veel lekkerder dan plus-four. Om 6 uur gaan we koffie drinken en om 7 uur eten. Om half negen brood snijden voor de volgende dag en om 9 uur lig ik in bed. Want als ik niet zo vroeg in bed lig, dan verslaap ik me 's morgens.
    Het eten is lekker hier, alleen erg weinig. Voor het werk dat we hier doen behoren we veel meer te hebben. 's Morgens een bordje pap, dat lijkt wel stijfsel, 6 boterhammetjes voor de hele dag en 1 bord stamppot 's avonds. Gelukkig krijg ik geregeld iets van thuis, dus houd ik het wel uit. De buitenlucht heeft me anders al aardig bruin gemaakt.
    We hebben hier ook een kantine. Daar kunnen we koffie krijgen of liever kopen en melk en kogelflesjes. Verder zijn er tijdschriften. Het eerste tijdschrift wat ik in mijn handen kreeg was een ingebonden jaargang van 'Wij' van 1938. En op de eerste bladzijde die ik opsloeg stonden de foto's van het Mei-feest van de A.J.O uit Friesland. Verder zag ik er ook nog foto's van het 20-jarig bestaan in het Concertgebouw. Dat deed me weer eens echt goed.'

    Isaac Arbeid kwam op zaterdagmiddag 2 april 1942 samen met tientallen joodse mannen uit Amsterdam met de trein in Staphorst aan. Vanaf het station moesten ze lopen naar Conrad. Voor Arbeid, die bij de Paroolgroep in de illegaliteit werkte, was dit de eerste kennismaking met Staphorst/Rouveen. De ontvangst was goed voorbereid. De gebouwen waren netjes en helder. Kamer 13 werd toegewezen aan de groep van Arbeid. De eerste zondag was een vrije dag. Het viel de westerlingen op dat dit een hele rustige dag was. De winkels waren gesloten en er waren alleen mensen op straat voor de kerkgang.

    Eind april kwam er een nieuwe groep van 137 mannen uit Amsterdam aan. Op 20 juli nog een klein aantal uit Drenthe: zij waren vanuit Assen vertrokken.

    Brood met stamppot was vaak de dagelijkse kost in kamp Conrad. Om extra voedsel te hebben, werden in april aardappelen tussen de barakken gepoot. Bij winkel/café Kruidhof op Oude Rijksweg 414 mochten de arbeiders allerlei dingen inslaan. Kruidhof vroeg dan in het dialect of ze van het jodenkamp waren. Dan kregen ze bijvoorbeeld het fruit gratis. De winkel stond dan vol met joodse mensen, met ster.
    Regelmatig was er contact met het thuisfront; bijna dagelijks schreef men brieven. De bezorging in zowel Amsterdam als het kamp verliep probeemloos. Soms werd iets lekkers opgestuurd, zoals bijvoorbeeld snoep. Isaac Arbeid mocht 's zondags bij paardenhandelaar Wicher Hofstede telefoneren met familie en zijn vriendin. Zij kwam ook een keer op bezoek in het kamp, begeleid door de broer van Isaac.

    De mannen genoten een redelijke bewegingsvrijheid en gingen zonder Duitse begeleider naar het werk. 's Avonds en in de weekeinden kon ieder gaan en staan in het dorp waar men wilde.

    Vanaf augustus 1942 werd het regime strakker en het eten schaarser. Er werden verschillende veranderingen doorgevoerd. Zo mocht aan het begin van de maaltijd niet meer gezegd worden 'eet smakelijk', maar 'goede honger'. Ook moest men vanaf nu afmarcheren naar de werkplek en kwam er strengere censuur op de ingekomen post.

    Meerdere mannen hebben met succes geprobeerd om te ontsnappen uit het kamp. Jacob Aronius vluchtte naar Zwartsluis. Daar werd hij opgepakt en op transport gesteld naar Amersfoort. Tijdens de treinreis wist hij opnieuw te ontsnappen. Hij heeft uiteindelijk de oorlog overleefd door onder te duiken in Beilen.
    Ook Jaap van Abbe uit Amsterdam wist tot twee keer toe te ontsnappen uit Conrad. De eerste keer had hij zijn spullen achter in de wc verstopt zodat hij die mee kon nemen bij de ontsnapping. Het plan werd echter ontdekt. De tweede keer zorgde zijn vader voor een fiets bij een boer in Rouveen. Ook was er een vals persoonsbewijs. Onder het werk zag Jaap kans te verdwijnen. Op de fiets ging hij richting Kampen. Hij stond doodsangsten uit, vooral tijdens de controle bij de Kamperbrug. In Kampen zat hij een poosje bij een verzetsman. Later dook hij onder in Amsterdam bij de vader van zijn vriendin, waar hij de bevrijding meemaakte.

    Op vrijdag 2 oktober 1942 arriveerden 10 à 15 mannen van de Grüne Polizei in kamp Conrad. De arbeiders in het kamp werd gezegd dat ze op doortocht waren en dat ze een nacht in Conrad bleven omdat er in Meppel geen plaats was. Sommige joden kregen argwaan en zes mannen wisten die nacht nog te ontsnappen.
    Zaterdag 3 oktober om zeven uur werden de mannen via Meppel naar kamp Westerbork gestuurd.

    Na het vertrek van de joodse dwangarbeiders kreeg kamp Conrad verschillende bestemmingen. In de barakken hebben in de oorlogsjaren werklozen uit Rotterdam, evacués uit Zierikzee, doortrekkende Duitse soldaten en evacués uit de kustprovincies gewoond.

    Na de oorlog werden in het kamp NSB-ers gehuisvest. Nadien werden de barakken nog een tijdje als landbouwschool gebruikt en ook hebben er Molukkers gewoond. De laatste bewoner P. Nahumury vertrok op 28 juli 1966, nadat een half jaar darvoor het kamp als onbewoonbaar was verklaard. De laatste barak van kamp Conrad is in 2007 afgebroken, na lange tijd in gebruik te zijn geweest als kerk in Staphorst.

Joodse Werkkampen

Een onbekend stukje geschiedenis. De joodse werkkampen vormen een vrijwel onbekend stuk geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog.

Een initiatief van Herinneringscentrum Kamp Westerbork

Contact

  • Herinneringscentrum Kamp Westerbork
  • Oosthalen 8, 9414 TG Hooghalen
  • Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Copyright© 2020 Joodse Werkkampen. Realisatie: Internetbureau Praes.