-
Het kamp De Zomp bij Ruurlo bestond uit twee barakken, de woning en keuken van de kok/beheerder, een kantine, een washok en een fietsenhok.
In 1942 kwamen ook in De Zomp joodse dwangarbeiders de plaats innemen van de werklozen die er waren ondergebracht. Onder hen Valentijn Prins, die op een onbekende datum in een brief schreef: 'Zoals jullie zien is het er toch van gekomen en zit ik op moment in Ruurlo. Mijn adres "Werkkamp de Zomp", kamer no. 8, Ruurlo. Het is best prima eten, goede ligging met z'n achten op een kamer. Natuurlijk moet er gewerkt worden, maar dat valt ook wel mee. Je hoeft niet harder te werken dan in je vermogen ligt (…) Ik zit op het moment in de kantine te schrijven. (…) Ik heb kans bij de kampadministratie te komen, tenminste wanneer het geluk me mee is. Het zijn natuurlijk bijna uitsluitend werkloze handarbeiders en werd vandaag gevraag wie daartoe geschikt zou zijn eventueel. Er zijn natuurlijk ook wel werkloze kantoorbedienden bij, zodat ik toch al concurenten heb, ofschoon niet veel. 's Morgens om half zes wordt reveille gemaakt en om zeven uur wordt met werk begonnen. Er is hier volop vleesch bij het eten, ook wordt een heel brood per dag gegeven, dus extra rantsoenen. Het zijn van allerlei slag mensen, maar heerscht er een zeer kameraadschappelijke geest. Om de 14 dagen wordt van vrijdag tot maandag vacantie gegeven, natuurlijk gratis treinkaartje. Nieuws hoor je hier natuurlijk niet, er liggen wel een paar kranten in de cantine, maar niet de Amsterdamsche. Ik zit hier erg onrustig te schrijven, achter me wordt gebiljart en naast me wordt gekaart en aan de andere kaart sjoelbakken ze, terwijl de radio speelt. Er zijn hier douches en is het overal kraakzindelijk. In de cantine kan je voor heel matige prijzen verschillende dingen kopen, een glas goed thee voor 5 cent. Sigaren en sigaretten volop. Het werk valt natuurlijk niet mee. Er wordt een nieuwe Rijksweg aangelegd, dwars door een bosch heen, boomen omhakken, wortels uitpeuteren enz. Mijn buik zal nu wel helemaal verdwijnen, tenminste als ik niet bij de administratie kom.'
Vermoedelijk is de brief van Valentijn Prins in de zomer van 1942 geschreven. Hij verbleef op dat moment al een maand in het kamp.De dwangarbeiders moesten dennen kappen en sloten graven in de bossen rond de Zelhelmseweg en de Hengeloseweg en de waterafvoer van het riviertje de Slinge verbeteren. In de zomer van 1942 werd het regime veel strenger. De kok/beheerder was naar Ommen geweest voor een op SS-leest geschoeide scholingscursus en hij paste zijn nieuwe kennis direct in de praktijk toe. Dat schrijft ook oud-kampgevangene Hans Andriesse in zijn boek "Aan een zijden draad": 'We mochten niet met de kantinebeheerder spreken; we moesten van het plankier af en salueren als hij ons passeerde; we mochten geen pakjes van thuis of vrienden ontvangen. Maar dat laatste doen we toch, en ons briefverkeer is ook veel frequenter dan de kampcommandant vermoedt.' Andriesse doelde daarmee op het illegale postverkeer, dat in stand werd gehouden met hulp van Reina Wijler-Kropveld. Zij dreef een winkeltje aan de Dorpsstraat in Ruurlo, waar de joodse mannen dagelijks voorbijkwamen. Twee van hen glipten dan even snel weg om post op te halen en retourpost af te geven; de begeleidend politieagent kneep even een oogje dicht. Ergens in september 1942 ontdekte de kok/beheerder het postgeheim: hij liet twee mannen die hij verantwoordelijk hield voor opzetten van het illegale briefverkeer overbrengen naar kamp Erika.
Ook Benno Elkus vertelde van de aanscherping van het regime door de kok/beheerder: 'Hij kwam terug als een beest, hij schold, vloekte, tierde en doorzocht al onze kamers op het bezit van etenswaren. Alles wat hij vond, van kaas tot kool, werd in één pan gekookt en die grijze drab moesten wij eten.'Op 2 oktober 1942 werd het kamp door de Duitse bezetter omsingeld, waarna bijna alle dwangarbeiders naar Westerbork werden gestuurd. Twee mannen slaagden erin te ontsnappen en onder te duiken.
In het voorjaar van 1943 werden gezinnen geplaatst. In de winter van 1944/1945 diende De Zomp voor de opvang van vluchtelingen en van maart- tot juli 1945 was het kamp in gebruik als noodziekenhuis. Daarna bleven tot 1946 verschillende gezinnen in het kamp woonachtig. Nadat het kamp was afgebroken deed het terrein dienst als kwekerij en tuinderij.
-
-